Bonmama’kes

omaatjesAls ik langs kom lopen kijken ze me aan. Ja, die heeft wel gekoerst. Kijk maar, ze heeft een rugnummer op. Ze zoeken naar wondjes, schaafplekken, of kapotte kleding. Nee, niet gevallen. Misschien iets met de fiets dan? Lek? Ze lopen de fiets na. Geen lekke banden. Alle spaken zitten er zo op het oog nog in. De derailleur staat nog goed. Het stuur staat recht. Wat zou het dan kunnen zijn? Pas op het allerlaatst zien ze het. Er zit geen ketting op. Het is bijzonder dat het zo lang duurt voordat het gemis van een zo essentieel onderdeel van een fiets wordt opgemerkt. De gebroken ketting zit in mijn achterzakje. Ik lach vriendelijk naar ze.

“Komt ge van ver?” Ik vertel dat ik uit Leiden kom, maar als dat duidelijk geen belletje doet rinkelen vertel ik dat dat in Nederland ligt, op anderhalf uur rijden. “Och, schotke toch!” Ze hebben duidelijk met me te doen. Het is zo aandoenlijk. En het zijn dit soort kleine dingetjes waardoor ik het zo fijn vind om in Vlaanderen te koersen. Niet alleen deze oma’tjes, deze bonmama’kes; het hele dorp heeft zich voor het huis op een tuinstoel gezet om de koers te kijken. De net voor de start uitgeprinte startlijsten bij de hand, om te zien wie er langs komen. Wie zitten er in de ontsnapping en wie moeten er, net als ik, afstappen?

Ik heb wat pech gehad. Na eindelijk weer eens een goede koers in Giessenburg brak ik mijn ketting de dag erna in Obdam, op ruim eenvierde van de wedstrijd. Ik baalde flink, maar ik prijsde me gelukkig dat ik geen valpartij had veroorzaakt voor mezelf of voor mijn pelotongenoten. Mijn ketting was gemaakt en ik wilde sportieve revanche nemen in België. Maar in de derde ronde was het opnieuw raak. Ik zette aan en TAK! Weer mijn ketting gebroken. Ik zat een aardig eindje van de finish-streep, maar gelukkig hadden ze een bezemwagen waarin ik terug werd gebracht. Opnieuw niet gevallen en geen andere rensters neergehaald, maar het baalgevoel was nu nog een stukje groter. Anderhalf uur rijden, veel benzine kwijt, tolgeld betaald en dan na drie rondes uit koers. Maar tijdens mijn wandeling naar de auto kwam ik deze bonmama’kes tegen en al die andere wielerfans die langs de kant van de weg stonden. Ze houden van alles en iedereen wat met de koers te maken heeft. En met hun bemoedigende woordjes en schouderklopjes kwam ik weer een stuk rustiger bij mijn auto aan. Wat is het toch heerlijk hier. Wat is het fijn koersen in Vlaanderen. Ver rijden of niet, een volgende keer ben ik er gewoon weer bij.

Fotografie: Verkade Fotografie

Deze blog kan ook gelezen worden op Wielertaal.nl.

Liever renster dan wielerWAG

1013433_10152983199920525_1068287440_n
Ik keek er ontzettend naar uit. De eerste koers van mijn liefste P. waar ik zelf bij kon zijn. En niet zomaar een koers. Nee, meteen het Nederlands Kampioenschap bij de profs. De eerste keer voor hem. Vorig jaar zat hij bij de Amerikaanse ploeg Jamis-Sutter Home en was terug komen naar Nederland voor een nationaal kampioenschap even wat te veel gedoe. Het jaar ervoor was hij officieel nog amateur, hoewel hij wel van het wielrennen kon leven. In dienst van een Spaanse ploeg. Best wel spannend dus om voor het eerst tussen de beste renners van Nederland te staan. Maar ik vraag me af wie er zenuwachtiger was…

Het blijkt dat de startvaknervositeit van mijzelf (waarover valt te lezen in de nieuwste Wielersport) nog meevalt ten opzichte van de startvaknervositeit die ik voelde toen ik mijn lieverd klaar zag staan voor zijn wedstrijd. Een gespannen gezicht, maar hij heeft zo veel ervaring in het koersen dat zelfs een NK hem niet meer van de wijs kan brengen. Gelukkig is het een peloton vol renners die kunnen sturen en weten wat ze doen, moest ik mijzelf voorhouden. Niet zoals bij de vrouwen, waar zelfs meiden die überhaupt pas voor de eerste keer een koersje rijden meteen in een elitewedstrijd kunnen starten – en ik ben me er volledig bewust van dat ik twee en een half jaar geleden zelf ook zo’n meisje was.
Het startschot werd gegeven en de 115 renners trokken zich op gang. Lars Boom en Niki Terpstra helemaal vooraan. De twee grootste kanshebbers van de dag. Zodra het peloton uit zicht was draaiden we ons om, om naar het grote scherm te kijken. Een cameramotor volgde het peloton. P. startte achteraan en was dus goed in beeld. Maar nog geen 500 meter op weg zie ik hem ineens keihard in zijn remmen knijpen en een klein beetje slippen. Mijn hart zat in mijn keel. Ik bleek naast de vriendin van Albert Timmer te staan, die exact dezelfde reactie had. Wat is dit vreselijk! Op een beeldscherm kijken naar je liefste in een wielerkoers is helemaal niet leuk! Direct was mijn jaloezie op M., die haar vriend Maurits Lammertink had kunnen zien in de Giro, weg. Ik wist al dat het niet alleen maar vrolijk was, want zij zag haar vriend live onderuit gaan in een bocht, tijdens die regenachtige etappe waarin hij in de ontsnapping zat. Hoewel ik hoop dat P. ooit nog eens koersen mag rijden die op televisie worden uitgezonden, ben ik toch erg blij dat ik momenteel gewoon achteraf met hem bel. De schrik is toch minder erg als hij ’s avonds rustig vertelt over die ene hele grote valpartij die er tijdens de etappe was geweest.

Tegen het einde van het NK ontstond vlak na de finish-streep een ‘wielerWAG’-vak. WAGs zijn de wifes and girlfriends en de benaming wordt met name gebruikt voor voetbalvrouwen. Ook binnen het wielrennen pakken de vriendinnen en echtgenotes van de renners zich echter vaak samen. WielerWAGs dus. Een hele rij blonde dames (niet om te chargeren, ze waren echt allemaal blond), eventueel een buggy voortduwend of een kind aan hun zijde, stond klaar om hun man te begroeten zodra zijn NK voorbij was. Zij maken dit dus áltijd mee. De vriendin van Albert Timmer ook. Hij rijdt nu in de Tour de France en zij moet dus maar lijdzaam toezien of hij de hectische eerste week gezond en wel doorkomt. Niks voor mij. En hoewel ik weet dat P. exact hetzelfde heeft bij mij – ik heb immers al eens laten zien dat ik mezelf flink kan toetakelen, zelfs zonder peloton -, kies ik er toch liever voor om zelf te koersen. Beter om die startvaknervositeit over mijn eigen wedstrijd te hebben, dan als wielerWAG te aanschouwen hoe iemand die je heel dierbaar is zich in het koersgeweld stort. Vanavond hoor ik hopelijk via de telefoon of Facebook weer hoe het na een dag in de ontsnapping en een dag te werken voor de ploeg (met een 1e en 2e plek voor de sprinters uit de ploeg tot gevolg!) vandaag weer is gegaan in de Romanian Cycling Tour. En zaterdag gewoon zelf weer aan de bak!

Fotografie: Cor Vos

Deze blog kan ook gelezen worden op Wielertaal.nl.

Vrouwen, een raar volk

img_7248Vallen. Het is een onderwerp dat me nog steeds vaak bezig houdt. Ik ben inmiddels mijn angst van de valpartij in Oploo volledig kwijt. Ik kruip alweer lekker in de gaatjes tussen mijn medecoureurs zodat ik uit de wind zit en ben niet elke keer dat mensen hun benen stilhouden bang dat het peloton ineens abrupt tot stilstand komt. Maar de minder prominente angst die er altijd wel is om te vallen blijft nog steeds aanwezig. In de Parel van de Veluwe was er direct na de neutralisatie al meteen een flinke valpartij. De schade aan fietsen en vooral ledematen viel uiteindelijk gelukkig heel erg mee. Maar het klonk ontzettend hard. Het gebeurde rechts van mij en ik zag hoe zo’n tien, vijftien dames die zich eerst nog op dezelfde snelheid als de mijne voortbewogen ineens tot stilstand kwamen in een grote berg van carbon en rensters. Er werd geroepen, geschreeuwd en ook de piepende remmen van rensters die de hoop nog wilden ontwijken waren weer aanwezig. Flinke consternatie, kort gezegd. En hoewel iedereen meteen flink was wakker geschud, was het de kilometers erna ook nog erg onrustig. Met exorbitante en onnodige rem- en ontwijkacties bij de vrachtwagens die van tijd tot tijd op de linkerweghelft werden stil gezet. Ik geef het niet de schuld ervan dat mijn koers zo slecht ging, maar het ging me wel even in de benen en het hoofd zitten.

Een korte pep talk van mijn trainer moest me na de slechte koersen in de Parel en de Kerspelen weer even op het juiste pad brengen. Ja, het is mijn hobby. Nee, ik ben geen talent. Dus moet ik vooral zorgen dat ik blijf genieten van het fietsen en niet gefrustreerd raak. Nog best een opgave voor iemand wiens hoofd ook buiten de sport om soms aardig in de weg kan zitten. Toen ik vertelde over de valpartij en de hysterie die er vaak bij de vrouwen komt kijken wanneer er een valpartij plaatsvindt, vertelde mijn trainer dat er bij de mannen juist vaak geprobeerd wordt om iedereen zo kalm mogelijk te houden. Dat enkele renners een ingetogen ‘rustig, rustig’ schreeuwen, maar dat er verder zonder al te veel poeha om de gevallen renner(s) wordt heen gestuurd en men de koers weer vervolgt. Wat een verademing moet dat zijn als je niet in een omgeving van totale paniek terecht komt zodra er iemand het asfalt aanraakt. Het is voor de renster die neerkomt heel vervelend, maar geen reden om dan maar meteen het hele peloton in die schrik mee te nemen.

Een kleine valpartij tijdens het clubkoersje op Sloten afgelopen zaterdag liet zien dat het er inderdaad ook anders aan toe kan gaan. De gevallen renner kwam midden op het asfalt neer. Maar er werd simpelweg even kort geroepen dat er iemand gevallen was, men wees naar de plek waar deze meneer lag en stuurde zonder problemen of paniek rustig om hem heen, terwijl hij zijn fiets oppakte om weer door te gaan. Nu kent Sloten gelukkig een breed parkoers, waardoor om iemand heen sturen geen al te moeilijke opgave is. Maar waarom het vrouwen niet lukt om gewoon rustig te blijven zodra er iets onverwachts gebeurt – of dit nu een valpartij, een obstakel op de weg of klein bochtje in een verder loodrechte weg is -, is mij een raadsel. We doen het zelf, klagen er allemaal over, maar kunnen er blijkbaar als collectief niets aan veranderen. Het is een aparte gewaarwording. Vrouwen; we zijn toch wel een beetje een raar volk.

Fotografie: Duane van der Geld

Deze blog kan ook gelezen worden op Wielertaal.nl.

Wielersport-column ‘Heb ik mijn tanden nog?’

TomBoonenVoor ik er eigenlijk erg in heb is het al gebeurd. Ik zit op de grond en ben een beetje beduusd. Even bijkomen hoor, maar dan ga ik gewoon weer verder.

Mijn eerste koersen dit seizoen zijn nog niet erg succesvol verlopen. Het is inmiddels mijn derde seizoen, maar het voelt soms als mijn eerste. Ook vorig jaar begon mijn seizoen moeizaam. Misschien hoort dat gewoon bij mij, kom ik altijd een beetje langzaam op gang.

Wacht, ik zie iets roods op mijn brillenlens zitten. Dat is vast bloed. Ik kijk naar beneden en er druppelen flink wat bloeddruppels op mijn shirt en broek. Misschien is verder rijden toch geen optie meer.

Het weer hielp natuurlijk ook niet mee. Zeurde ik vorig jaar dat we pas in mei zonder armstukken konden koersen, dit jaar worden alle koers-don’ts verbroken vanwege de kou. Mutsen gaan op, langgemouwde thermo-shirts gaan aan. Daarover heen nog een shirt met lange mouwen, of in elk geval armstukken. En lange, dikke handschoenen. Dingen die normaal een absolute no-go zijn. Maar nu moest het. Anders waren er aan het einde van de koers lichaamsdelen bevroren geweest.

Het eerste dat ik vraag aan de mevrouw die bij me komt is ‘heb ik mijn tanden nog?’. Gerustgesteld met het antwoord zegt ze me wel meteen dat ik een snee heb bij mijn oog en dat er gehecht zal moeten worden.

Eindelijk begon het lekker te gaan. Had die ene koers in België nu net niet op de ochtend zelf haar parkoers veranderd, dan was dat ook goed gegaan. Of was de klim die er ineens in zat eigenlijk het probleem niet? Was het gewoon de verschrikkelijke versnelling die Thalita de Jong erna inzette die me de das omdeed? In elk geval begon het beter te gaan. En in Oploo ging het voor het eerst prima. Ondanks de sneeuwbui die nog naar beneden kwam.

Als de mevrouw me verbindt wordt ik een beetje duizelig, dus legt ze me op mijn zij. Vanwege de kou krijg ik een deken over me heen. Ik zie eruit als een zwaar gewonde. Maar ik sta zelf op en loop naar de auto die me naar de EHBO brengt.

Schrikreactie
Het peloton in Oploo is nerveus. Ik laat me dus een beetje naar achteren zakken, want daar is meer ruimte. Ik wil net wat drinken en heb mijn bidon al gepakt. Plots remmen een paar meiden direct voor me. In een schrikreactie knijp ik met mijn vrije hand m’n rem hard in. Laat dat nu net mijn linkerhand zijn… Een val direct op mijn gezicht is het resultaat. Ook heb ik een gekneusde rechterpink – maar hoe dat is gebeurd is mij nog steeds een raadsel. De restjes val zijn nog steeds op mijn gezicht af te lezen, maar ik ben inmiddels niet meer afschrikwekkend.

Omgaan met teleurstellingen hoort ook bij wielrennen. Of dit nu een valpartij of een slechte uitslag is. Dus terwijl ik weer bijkom van de val zal ik juist het goede gevoel van deze wedstrijd meenemen en mij weer focussen én verheugen op de volgende wedstrijden die ik rijd. Want ik heb mijn tanden nog. En de rest heelt vanzelf.

Diep respect

OplooVallen hoort erbij. Een oneindig vaak gehoorde uitspraak als het om wielrennen gaat. En dat is natuurlijk ook zo. Je weet dat je niet op een met twee wielen voortbewegende stellage kunt zitten, op hoge snelheid en in een grote groep, zonder ooit het asfalt van dichtbij te zien. Maar ondanks dat het erbij hoort is het niet niks. Dat weet ik nu uit eigen ervaring.
Ik was al wel eens eerder onderuit geschoven, maar ditmaal was het een val met iets meer consequenties dan slechts een blauwe plek en een bult. Een week lang heb ik met een dik hoofd vol schaafwonden, blauwe plekken en twee hechtingen net boven mijn oog rondgelopen. Ik heb alleen maar geslapen en heb geleefd op ibuprofen en paracetamol om de hoofdpijn draaglijk te maken. Mijn hoofd is inmiddels wel weer geslonken, maar voelt nog steeds op plekken dof aan. En ook mijn jukbeen, dat de grootste klap heeft moeten opvangen, is nog pijnlijk als je er aan komt. Maar ik ben deze week gewoon naar mijn werk gegaan, kan weer fatsoenlijk naar het computerscherm kijken en ben sporttechnisch voldoende terug in orde.

Dus dan komt het moment dat je weer de fiets op kan. Heerlijk, maar ook spannend. Ik was in mijn eentje gevallen en hoopte daardoor dat mijn angst in een peloton niet echt groter geworden was. Wrong! Ik nam elke bocht op mijn eerste clubkoersje alsof ik een tanker was en telkens als het peloton de fiets liet rollen (bij één iemand ook met van die heerlijke ratelgeluiden waar ik me elke keer kapot van schrok), verstijfde ik van angst omdat dat het moment was waarop ik gevallen was; enkele rensters die tóch gingen remmen, terwijl de fiets laten rollen ook prima geweest was.

Na een uur in het peloton ging het langzaam wel weer. Niet in de minste plaats door de morele support van D. gedurende de hele koers. De eerste stapjes zijn weer gezet en de angst zal vanzelf slijten naarmate ik het vertrouwen weer terugkrijg. Maar wat is mijn respect voor de profs gestegen! Voor iedereen eigenlijk die na een echt zware valpartij gewoon weer terug dat peloton induikt. Een Wout Poels of Johnny Hoogerland na hun Tour-valpartijen, een Marijn de Vries na de Waalse Pijl in 2011 of Iris Slappendel na haar val tijdens de WK-ploegentijdrit. Ik neem mijn inmiddels doormidden gebroken wielerhelm diep voor hen af.

Foto: Damian Kooreman

Deze blog kan ook gelezen worden op Wielertaal.nl.