Fotograaf-etiquette

Toen het Yellow Jersey Classic-gezelschap na de val van Jan Suijkerbuijk terplekke moest wachten op goed nieuws (dat niet kwam) werden ook gebeurtenissen opgerakeld van andere valpartijen die nog levendig in de herinnering zaten. Zo vertelde één iemand over een hobbyfotograaf die tijdens een koers omver was gereden. Hij was geschrokken van het peloton dat al dichterbij was dan hij had ingeschat en wilde naar achteren stappen. Ook hier moest een reanimatiepoging aan te pas komen. Ik durf even niet meer te zeggen of deze fotograaf nu was overleden of er uiteindelijk bovenop kwam. Maar naar aanleiding daarvan wil ik alle (amateur)fotografen graag op het hart drukken waar ze op moeten letten als ze foto’s maken bij wielerkoersen.

Toen mijn zus voor het eerst zag hoe je bij de finish op een leger aan fotografen af rijdt, vroeg ze zich hardop af: Is dat niet eng dan?! Je moet dan dus récht op die fotografen af rijden?! Nu heb ik zelf nog nooit als eerste de streep gepasseerd, dus ik weet niet hoe zoiets voelt, maar ik weet wel dat dit altijd goed gaat. De renners (of rensters, maar voor het schrijfgemak houd ik het hier even bij de mannelijke variant) zullen namelijk altijd op tijd erlangs sturen als dat nodig is. En de fotografen weten dat ze vooral op hun plek moeten blijven staan. Want that’s the trick: een fotograaf moet in principe altijd op zijn plek blijven staan, dan kan er bijna niks mis gaan. 
Dat is uiteraard een tegennatuurlijke reactie als je een razend peloton op je af ziet komen. Maar het is wel absoluut het beste om te doen. Professionele fotografen en degenen die vaak bij een koers zijn, die weten dat inmiddels. Wielrenners zijn ontzettend behendig op de fiets, omdat ze er dagelijks uren op doorbrengen. Daarnaast zijn ze gewend in een koers obstakels tegen te komen waar ze plots langs moeten sturen. Denk aan vluchtheuvels, paaltjes, chicanes en rotondes. Deze kom je eerder in klassiekers tegen dan bij criteriums, daarnaast weet een renner bij een criterium na één ronde hoe het parcours er uitziet – een fotograaf zal dus zeker voor een bepaalde mate van verrassing zorgen. Toch is het dan de beste strategie om te blijven staan en vooral niet je armen uit te steken. Dat geeft de beste kans dat de renners succesvol langs je heen sturen en er geen botsing plaatsvindt.

Dit geldt ook voor toeschouwers van een koers (zoals in de Ronde van Vlaanderen dit jaar – zonder de schuldvraag opnieuw op te werpen) en in principe ook voor stadsfietsers die worden ingehaald door een wielrenner. Als je wordt ingehaald, stuur dan niet opzij maar blijf gewoon rechtdoor rijden. ‘Houd je lijn’, zoals we in wielertermen zouden zeggen. Dan zal er geen enkel probleem zijn. Het lastige bij deze laatste situatie is natuurlijk dat je niet zeker weet of iemand een getrainde wielrenner is of een goed-weer-fietser die slechts eens per maand een rondje rijdt. Voor de goed-weer-fietser geldt de zekerheid dat iedereen er zonder kleeurscheuren van af komt namelijk iets minder. En ik wil hierbij ook echt niet propageren dat iedereen op de openbare weg zich altijd maar moet aanpassen aan de wielrenner, maar het is mij te doen om het voorkomen van ongelukken. Want het is een veel te mooie hobby en sport om er vervelende valpartijen door te laten veroorzaken. En ik hoop dat iedereen zijn steentje wil bijdragen aan het tegen gaan daarvan.

Foto: Eurosport UK

Valgevalletjes in de Tour

Hell week is voorbij. De eerste week van de Tour de France heeft iedereen overleefd, zij het slechts in biologische termen. Zeker niet in sporttermen. Vorige week hebben al verschillende grote namen de belangrijkste etappekoers van het jaar moeten verlaten. Ryder Hesjedal, Samuel Sanchez en José Joaquin Rojas zijn er slechts een paar van. Er is ook nog onze eigen Wout Poels, die met interne verwondingen ligt te wachten tot hij eindelijk naar een Nederlandse intensive care mag, naast de twee Maartens van Rabobank die niet meer van start konden na een valpartij. Elke renner is al minstens één keer gevallen, meestal vaker. Hét beeld van de gevallen renner, die ondanks zijn verwondingen gelukkig wel kon doorfietsen is van de zesde etappe, toen Johan Vansummeren op een kwartier achterstand, in een compleet kapot gereten tenue en in de stromende regen, over de streep kwam. Het was een heftige eerste week. Maar de rust in het peloton is eindelijk wedergekeerd, nu de koers zich richting de bergen heeft verplaatst.

Met de grote gevolgen die deze valpartijen voor sommige renners hebben gehad, met name voor de klassementsmannen die veel tijd hebben verloren, is de discussie begonnen of de jury niet wat soepeler met de regels om moet gaan. Met vrijwaringen in het verlengde van de 3km-regel, zodat je een klassement niet compleet hoeft weg te gooien als je betrokken bent geweest bij één grote valpartij. Maar anderen zeggen dat dat erbij hoort. Dat het een onderdeel van het spelletje is.
Zelf ben ik er nog over in dubio, wat ik vind. Aan de ene kant denk ik dat valpartijen in het wielrennen er net zo bij horen als een uit balans geraakte motor op de TT, een misstap op het tennisveld of een verrekte spier in het gewichtheffen. Aan de andere kant is het in die situaties meestal niet zo dat je daardoor onmiddellijk het zicht op de eindwinst bent verloren. Dus daarmee heeft een val in het wielerpeloton wel veel grotere gevolgen. Maar of de wedstrijdjury daar echt wat aan kan doen? Tuurlijk, je kunt afspreken dat (klassements)renners met flink tijdsverlies door een grote valpartij een compensatie krijgen. Maar wat nu als die renner het zelf schuld was dat die valpartij er kwam? Wat is überhaupt een ‘flink’ tijdsverlies? En wat is dan de juiste compensatie? De antwoorden op deze vragen zijn allemaal subjectief en hoewel je als jury natuurlijk wel flexibel kunt zijn, haal je je altijd discussie en misschien wel rechtszaken op de hals als je hiervoor kiest. Er is immers een grote bak geld gemoeid met het winnen van Tour de France-etappes, -truien, of het algemeen klassement. Niet zo eenvoudig dus. Vooralsnog ben ik daarom bang dat Bauke Mollema, Robert Gesink en Steven Kruijswijk hun wonden moeten likken en er alles aan moeten doen om een etappe (of twee?) te pakken. Met drie van die sterke mannen zou je toch denken dat er wel een plannetje te smeden valt? Zeker aangezien Laurens ten Dam ook nog eens in zeer goede doen is. Maar ik kan niet in hun gehavende lichamen kijken, ik weet niet of dat er nog wel in zit. Voor het klassement hebben ‘we’ dan in elk geval nog Tejay van Garderen, de Amerikaan-met-Nederlandse-roots, die gisteren de witte trui terug veroverde. En die heeft nog best een knap koppie ook. Dus als de echte Nederlanders geen klassement weten te winnen, dan maar de nepperds toch? Maar zelfs als dat niet lukt, dan blijf ik genieten van de Tour. Want de Tour is de Tour. En dat blijft sowieso iets speciaals. Vandaag even rust, maar morgen gaat het circus weer door. Want de Tour wacht op niemand.

Foto’s: Het Belang van Limburg en CyclingNews

Toch tevreden

Hoe je toch tevreden kunt zijn over een koers waar je al na 20km uit koers wordt gehaald? Omdat…

…je na drie weken vrijwel niks te hebben gedaan toch zonder ambities naar een UCI1.2-klassieker gaat.
…je meemaakt hoe Ina-Yoko Teutenberg als ’n beer begint te schreeuwen tegen Kirsten Wild, omdat er een paar AA-tjes 2 minuten voor de start doodleuk aan de voorkant van het al 40 minuten wachtende peloton komen staan.
…je er achter komt dat het soms ook gewoon wél goed gaat met het inklikken na de start.
…je niet meer zo geraakt wordt als er een valpartij is, waarbij ook iemand die je kent (oud-Swabiste N.) op het asfalt ligt – zie foto.
…je de koers meemaakt waarvan de Drentse 8-winnares zegt dat het ‘by far the coldest & most miserable day on the bike‘ was.
…je merkt dat je benen langzaam weer naar je beginnen te luisteren.
…je na te moeten lossen nog best lang tussen de auto’s blijft en dus goed kunt oefenen op daar de beste plek zoeken.
…je, nadat je dan toch eenmaal op achterstand ligt, merkt dat je meiden die je voorbij fietst en die in jouw wiel kruipen gewoon nog uit het wiel kunt rijden (sorry, niet de normale collegiale houding onder rensters die er af liggen, maar ik wilde mijn benen hier even uittesten).
…je aan het eind van de wedstrijd ziet hoe eerstejaars elite D. tweede wordt in de sprint van het 2e peloton.
…en mama-van-drie O. alsof het niks is gewoon een UCI-klassieker uitrijdt.

Dus: ja, ik ben tevreden. De verplichte rust heeft een beetje zijn werk gedaan. En nu begin ik weer langzaam op te bouwen, zodat ik de rest van mijn seizoen nog een paar leuke uitslagen kan rijden. En mijn hot pink ploegje trots kan maken.

Fotografie: Jos Kafoe

Vallen in de koers

‘Vallen hoort erbij’.
‘Het is de baan van wielrenners om af en toe ook eens te vallen’.
‘Een profrenner valt gemiddeld twee keer per seizoen goed hard’.

Een paar uitspraken die je vaak hoort als het over wielrennen gaat. En het is inderdaad waar dat je niet kunt wielrennen zonder ooit te vallen. Je gaat immers keihard, op een klein framepje, met snel ronddraaiende wielen. Even contact met een ander wiel en je ligt. Dat weet ploeggenootje H. inmiddels ook, die afgelopen zondag helaas haar schouder pijnlijk verrekte bij zo’n valpartij. Vaak is het niks ergs, heb je alleen een tijd wat pijn. Het vervelendste aspect is eigenlijk dat je een periode bent uitgeschakeld van koersen, verder heelt alles meestal weer vanzelf.

Toch hebben sommige valpartijen in het peloton meer impact op mij dan andere. Toen ik zelf nog niet op de fiets zat vond ik het al heftig en zeker nu ik weet hoe het voelt in zo’n peloton (in het begin echt bijzonder eng!) is dat eigenlijk alleen maar meer geworden. Toen Wouter Weylandt vorig jaar zijn doodsmak maakte, de eerste keer dat ik zo’n ernstig ongeluk op tv zag terwijl ik zelf ook op de fiets zat, ben ik echt een paar weken een beetje van slag geweest. Ik heb een memorial-armbandje gekocht, dat ik inmiddels elke koers om heb. Want nog steeds doet het me heel veel en dat ik er op die manier nog even bij stil sta, elke wedstrijd, geeft me rust.
In de Ronde van Vlaanderen waren er weer twee heftige valpartijen. Ditmaal gelukkig zonder fatale afloop en bij beiden slechts met een een gebroken sleutelbeen tot gevolg. Maar toch was ik ook nu best even van mijn a propos. Ik heb het uiteraard over Sebastian Langeveld en Fabian Cancellara. Zonder nu ook maar op enige wijze de discussie over de schuld opnieuw aan te wakkeren – want daar is inmiddels genoeg over gezegd -, vond ik dit weer erg aangrijpend. Twee mannen, wielrenners, die normaal meteen weer willen opstaan om verder te fietsen. Maar ze blijven hulpeloos liggen. Cancellara, ‘Spartacus‘, die teleurgesteld en van pijn doordrongen op het asfalt blijft liggen. Ik ben daar dan door geschokt en vraag me af of waarom ik nu eigenlijk zo’n gevaarlijke sport heb uitgekozen? Waarbij je met zo’n lullig valletje meteen een sleutelbeen op vier plekken breekt. Tuurlijk, ook deze schrik slijt wel weer, want alles slijt. Waarschijnlijk zijn Langeveld en Cancellara zelf alweer druk bezig met hun revalidatie en het bedenken van hun comeback-moment. Maar heftig blijft het. Dus hoop ik dat er hierdoor in ieder geval weer extra goed wordt uitgekeken in een koers, door zowel het publiek als de renners. Zodat we in ieder geval niet te vaak dit soort vervelende valpartijen hoeven te zien.

Foto: De Standaard Deluxe en De Standaard

De eerste tweede koers

Mijn eerste wedstrijd die ik voor de tweede keer rijd is geweest. Ik ben nu officieel geen echt nieuwelingetje meer, maar nog zeker wel een beginneling. De start ging niet vlekkeloos, maar ik schoof lekker op naar voren. Ik zat goed in het wiel van mijn voorgangsters, ondanks de nerveuze rem-en-optrek-bewegingen die al wel zes keer in de eerste kilometer tot een bijna-valpartij leidden. Om me heen hoorde ik al flink wat gehijg, terwijl ik eigenlijk met vrij veel gemak mijn plekje in het peloton wist te behouden. Ik dacht ‘Dit wordt hem! Een mooie openingsklassieker!’. Maar ik zat toch niet ver genóeg van voren. Een valpartij zo op 1/3e van het peloton zorgde ervoor dat ik samen met ploeggenootje S. uit de pedalen moest, om de gevallen rensters heen die breeduit over de weg lagen, en weer terug naar het peloton moest komen. En daar lag het probleem. Ploeggenootje O. probeerde ons nog terug te rijden, maar vanwege de chaos tussen de auto’s, met andere rensters, juryauto’s (waar je juist níet achter mag gaan hangen) en een ploegleidersauto van een andere ploeg die mij en R. bijna aanreed, lukte het me niet om haar wiel te houden. De Swabo-ploegwagen probeerde om S., die iets verder achterop was geraakt, terug te brengen naar het peloton, maar daardoor konden ze niet afremmen om mij ook op te pikken. Al met al reguliere wedstrijdchaos, die er absoluut bij hoort, maar die ik nog niet helemaal aan kan. En dan ontbreekt dat stukje ervaring, kracht en snelheid om een peloton weer terug te vinden na een valpartij.

Ik lag er opnieuw in de eerste ronde af. Later kwamen S. en ik samen met enkele andere rensters weer samen en hebben we in perfect uitgevoerde waaiers (al zeg ik het zelf) de afstand naar het achteropliggende pelotonnetje weten te verkleinen. Maar we werden bij de verzorging helaas uit de koers gehaald. Einde exercitie.
Het enige wat ik tegen mezelf kan zeggen is: Adem in, adem uit. Je eerste tweede koers is voorbij.

Foto’s: Gerrit Konings en Rudie Ottens

(En eigenlijk maakt deze ‘nederlaag’ natuurlijk helemaal niet uit – in het grote geheel. Want voor de wedstrijd hebben ook wij een minuut stilte gehouden om de slachtoffers van het busongeluk in Zwitserland te gedenken. Al die kindertjes in het ziekenhuis, ouders die hun kindje moeten begraven en alle andere gewonden en nabestaanden. Dan is een beetje minder verlopen wedstrijd daar natuurlijk helemaal niks bij. Daarvan ben ik me uiteraard wel degelijk bewust.)