Wielersport-column ‘Startvaknervositeit’

Column Startvaknervositeit 2Alweer mijn derde column voor het KNWU-ledenmagazine ‘Wielersport’ – dat ook voor andere geïnteresseerden te koop is. De volgende column ligt alweer klaar op de redactie, vooral de elitedames zonder contract moeten die zeker lezen! Tot die tijd een kort verhaaltje over ‘startvaknervositeit’.

Zodra er onder het toeziend oog van de KNWU getekend is voor aanwezigheid, zij gecheckt hebben of er een chip op de fiets zit en de 100 tot 200 dames zich gaan opstellen in het startvak, dan beginnen de zenuwen. Startvaknervositeit noem ik het. In mijn eerste seizoen had ik het standaard in elk startvak. Zelfs een simpel clubkoersje werd al een zenuwenpartij zodra we eenmaal die paar minuten voor de start bereikten. Inmiddels heb ik het niet meer bij clubkoersjes, of criteriums. Maar bij klassiekers, dan ben ik nog wel vatbaar voor die startvaknervositeit.

Ik had in de afgelopen periode weer enkele klassiekers op het programma staan, waarna ik de na-Tour-criteriums af ga en later in het seizoen ook nog wat leuke omloopjes in België wil rijden. Maar in de periode zo net voor de Tour de France startte ik bij verschillende klassiekers. En telkens weer die verschrikkelijke zenuwen. Dan denk ik bij mezelf ‘waarom doe ik dit ook alweer?!’ Het liefst wil ik weglopen. Ik kijk vol jaloezie naar de ploegleider en/of verzorger die onze jasjes aanneemt. ‘Mag ik niet met jullie mee de auto in?’.

Ik weet niet hoe het komt. Het is niet dat ik echt geen zin heb om te koersen. Anders zou ik mezelf niet telkens naar alle delen van het land slepen om daar te koersen. Maar het is zoals ook het geval was toen ik in mijn jongere jaren nog aan theater deed. In de coulissen net voor de eerste opkomst had ik dezelfde nervositeit en dezelfde drang om keihard weg te rennen. En zelfs doorgewinterde artiesten zeggen daar soms nog last van te hebben. Dus blijkbaar is het iets menselijks.

Maar waarom heb ik het nu opnieuw in het wielrennen? En wat is het nut ervan? De meeste menselijke reacties zijn er omdat daar een evolutionaire ontwikkeling aan ten grondslag ligt. Maar dat zie ik in een dergelijke situatie nog niet zo snel voor me. Of wil het lichaam er eigenlijk mee zeggen dat het helemaal niet gezond is om met zoveel dames in één peloton te gaan rijden, met zoveel mogelijkheden om ergens door te vallen? Dan is het verdomde irritant dat mijn lichaam na drie jaar nog steeds niet weet dat ik me door de zenuwen toch echt niet laat tegenhouden. En dat ik me ook wanneer er wél een valpartij heeft plaatsgevonden nog steeds niks aantrek van die zenuwen en gewoon weer terug die fiets op stap. Dus ik hoop dat die startvaknervositeit met de tijd minder wordt. En zo niet, dan moet ik er maar gewoon doorheen. Want als het startschot eenmaal is gelost en ik in mijn pedalen zit ingeklikt is koersen zo mooi!

Fotografie: Cor Vos

Fotograaf-etiquette

Toen het Yellow Jersey Classic-gezelschap na de val van Jan Suijkerbuijk terplekke moest wachten op goed nieuws (dat niet kwam) werden ook gebeurtenissen opgerakeld van andere valpartijen die nog levendig in de herinnering zaten. Zo vertelde één iemand over een hobbyfotograaf die tijdens een koers omver was gereden. Hij was geschrokken van het peloton dat al dichterbij was dan hij had ingeschat en wilde naar achteren stappen. Ook hier moest een reanimatiepoging aan te pas komen. Ik durf even niet meer te zeggen of deze fotograaf nu was overleden of er uiteindelijk bovenop kwam. Maar naar aanleiding daarvan wil ik alle (amateur)fotografen graag op het hart drukken waar ze op moeten letten als ze foto’s maken bij wielerkoersen.

Toen mijn zus voor het eerst zag hoe je bij de finish op een leger aan fotografen af rijdt, vroeg ze zich hardop af: Is dat niet eng dan?! Je moet dan dus récht op die fotografen af rijden?! Nu heb ik zelf nog nooit als eerste de streep gepasseerd, dus ik weet niet hoe zoiets voelt, maar ik weet wel dat dit altijd goed gaat. De renners (of rensters, maar voor het schrijfgemak houd ik het hier even bij de mannelijke variant) zullen namelijk altijd op tijd erlangs sturen als dat nodig is. En de fotografen weten dat ze vooral op hun plek moeten blijven staan. Want that’s the trick: een fotograaf moet in principe altijd op zijn plek blijven staan, dan kan er bijna niks mis gaan. 
Dat is uiteraard een tegennatuurlijke reactie als je een razend peloton op je af ziet komen. Maar het is wel absoluut het beste om te doen. Professionele fotografen en degenen die vaak bij een koers zijn, die weten dat inmiddels. Wielrenners zijn ontzettend behendig op de fiets, omdat ze er dagelijks uren op doorbrengen. Daarnaast zijn ze gewend in een koers obstakels tegen te komen waar ze plots langs moeten sturen. Denk aan vluchtheuvels, paaltjes, chicanes en rotondes. Deze kom je eerder in klassiekers tegen dan bij criteriums, daarnaast weet een renner bij een criterium na één ronde hoe het parcours er uitziet – een fotograaf zal dus zeker voor een bepaalde mate van verrassing zorgen. Toch is het dan de beste strategie om te blijven staan en vooral niet je armen uit te steken. Dat geeft de beste kans dat de renners succesvol langs je heen sturen en er geen botsing plaatsvindt.

Dit geldt ook voor toeschouwers van een koers (zoals in de Ronde van Vlaanderen dit jaar – zonder de schuldvraag opnieuw op te werpen) en in principe ook voor stadsfietsers die worden ingehaald door een wielrenner. Als je wordt ingehaald, stuur dan niet opzij maar blijf gewoon rechtdoor rijden. ‘Houd je lijn’, zoals we in wielertermen zouden zeggen. Dan zal er geen enkel probleem zijn. Het lastige bij deze laatste situatie is natuurlijk dat je niet zeker weet of iemand een getrainde wielrenner is of een goed-weer-fietser die slechts eens per maand een rondje rijdt. Voor de goed-weer-fietser geldt de zekerheid dat iedereen er zonder kleeurscheuren van af komt namelijk iets minder. En ik wil hierbij ook echt niet propageren dat iedereen op de openbare weg zich altijd maar moet aanpassen aan de wielrenner, maar het is mij te doen om het voorkomen van ongelukken. Want het is een veel te mooie hobby en sport om er vervelende valpartijen door te laten veroorzaken. En ik hoop dat iedereen zijn steentje wil bijdragen aan het tegen gaan daarvan.

Foto: Eurosport UK

Toch tevreden

Hoe je toch tevreden kunt zijn over een koers waar je al na 20km uit koers wordt gehaald? Omdat…

…je na drie weken vrijwel niks te hebben gedaan toch zonder ambities naar een UCI1.2-klassieker gaat.
…je meemaakt hoe Ina-Yoko Teutenberg als ’n beer begint te schreeuwen tegen Kirsten Wild, omdat er een paar AA-tjes 2 minuten voor de start doodleuk aan de voorkant van het al 40 minuten wachtende peloton komen staan.
…je er achter komt dat het soms ook gewoon wél goed gaat met het inklikken na de start.
…je niet meer zo geraakt wordt als er een valpartij is, waarbij ook iemand die je kent (oud-Swabiste N.) op het asfalt ligt – zie foto.
…je de koers meemaakt waarvan de Drentse 8-winnares zegt dat het ‘by far the coldest & most miserable day on the bike‘ was.
…je merkt dat je benen langzaam weer naar je beginnen te luisteren.
…je na te moeten lossen nog best lang tussen de auto’s blijft en dus goed kunt oefenen op daar de beste plek zoeken.
…je, nadat je dan toch eenmaal op achterstand ligt, merkt dat je meiden die je voorbij fietst en die in jouw wiel kruipen gewoon nog uit het wiel kunt rijden (sorry, niet de normale collegiale houding onder rensters die er af liggen, maar ik wilde mijn benen hier even uittesten).
…je aan het eind van de wedstrijd ziet hoe eerstejaars elite D. tweede wordt in de sprint van het 2e peloton.
…en mama-van-drie O. alsof het niks is gewoon een UCI-klassieker uitrijdt.

Dus: ja, ik ben tevreden. De verplichte rust heeft een beetje zijn werk gedaan. En nu begin ik weer langzaam op te bouwen, zodat ik de rest van mijn seizoen nog een paar leuke uitslagen kan rijden. En mijn hot pink ploegje trots kan maken.

Fotografie: Jos Kafoe

De geur van koers

De geur van koers komt eigenlijk al voordat de koers zelf is begonnen. Met het opsmeren van de olie op je benen worden je hersenen al geprikkeld door middel van het reukorgaan; ‘ohja, het is koers!’. Deze olie is er in verschillende merken en is er voor warm weer, koud weer, nat weer of een combinatie hiervan. Gisteren werd het uiteindelijk de warmhoud-olie. Want hoewel er voorspeld werd dat het zonnetje zou schijnen was daar bij de start van Gent-Wevelgem in Middelkerke weinig van te zien. Het kustplaatsje was volledig gehuld in mist en de temperatuur kwam niet boven de 5 graden uit. Gelukkig vertelde de koersorganisatie ons dat zo’n 10km verderop de zon wel zou doorkomen, dus we konden niet wachten om te starten.

Dan komt meteen de volgende geur je neus tegemoet. Die van verbrand rubber. In het peloton zijn er nogal eens wat rem- en optrekbewegingen. Want pelotonrijden is niet te vergelijken met een trainingsritje, waar het netjes twee-aan-twee gaat. In een peloton wil iedereen naar voren, de snelheid ligt veel hoger, en dus betekent een kleine beweging vooraan in het peloton soms dat er achterin keihard in de remmen moet worden geknepen. Bij een wedstrijd waarin alleen eliterensters zonder contract starten, zoals vorige week in de Omloop van Strijen het geval was, zijn die bewegingen vaak veel heftiger. In zo’n wedstrijd zitten immers meiden die niet wekelijks 40 tot 50 uur op een fiets zitten. Maar zelfs bij een wedstrijd als Gent-Wevelgem, waar een groot gedeelte van het peloton uit profs bestaat, zijn deze rembewegingen niet te voorkomen.

Maar er komen daarnaast nog andere geuren kijken bij een koers. Bijvoorbeeld de zoetigheid van alle reepjes en gelletjes, de uitlaatgassen van fotografen en seingevers op motoren (bij de grote wedstrijden zoals gisteren) en natuurlijk ook de uitlaatgassen van alle volgauto’s. Bij natour-criteriums hoort steevast de geur van bier en friet of hamburgers, want daar is het sociale (feest-)aspect minstens zo belangrijk als de wielerkoers. Alles bij elkaar een bonte verzameling van geuren, die voor een wielrenner of -renster onlosmakelijk verbonden is aan de koers. Soms is de combinatie ervan een beetje misselijkmakend. En daarmee heb ik meteen een andere reden geïntroduceerd voor het soms ‘tot kotsens toe op de fiets zitten’ van bepaalde coureurs…

Foto: Wim Vanneste

De eerste tweede koers

Mijn eerste wedstrijd die ik voor de tweede keer rijd is geweest. Ik ben nu officieel geen echt nieuwelingetje meer, maar nog zeker wel een beginneling. De start ging niet vlekkeloos, maar ik schoof lekker op naar voren. Ik zat goed in het wiel van mijn voorgangsters, ondanks de nerveuze rem-en-optrek-bewegingen die al wel zes keer in de eerste kilometer tot een bijna-valpartij leidden. Om me heen hoorde ik al flink wat gehijg, terwijl ik eigenlijk met vrij veel gemak mijn plekje in het peloton wist te behouden. Ik dacht ‘Dit wordt hem! Een mooie openingsklassieker!’. Maar ik zat toch niet ver genóeg van voren. Een valpartij zo op 1/3e van het peloton zorgde ervoor dat ik samen met ploeggenootje S. uit de pedalen moest, om de gevallen rensters heen die breeduit over de weg lagen, en weer terug naar het peloton moest komen. En daar lag het probleem. Ploeggenootje O. probeerde ons nog terug te rijden, maar vanwege de chaos tussen de auto’s, met andere rensters, juryauto’s (waar je juist níet achter mag gaan hangen) en een ploegleidersauto van een andere ploeg die mij en R. bijna aanreed, lukte het me niet om haar wiel te houden. De Swabo-ploegwagen probeerde om S., die iets verder achterop was geraakt, terug te brengen naar het peloton, maar daardoor konden ze niet afremmen om mij ook op te pikken. Al met al reguliere wedstrijdchaos, die er absoluut bij hoort, maar die ik nog niet helemaal aan kan. En dan ontbreekt dat stukje ervaring, kracht en snelheid om een peloton weer terug te vinden na een valpartij.

Ik lag er opnieuw in de eerste ronde af. Later kwamen S. en ik samen met enkele andere rensters weer samen en hebben we in perfect uitgevoerde waaiers (al zeg ik het zelf) de afstand naar het achteropliggende pelotonnetje weten te verkleinen. Maar we werden bij de verzorging helaas uit de koers gehaald. Einde exercitie.
Het enige wat ik tegen mezelf kan zeggen is: Adem in, adem uit. Je eerste tweede koers is voorbij.

Foto’s: Gerrit Konings en Rudie Ottens

(En eigenlijk maakt deze ‘nederlaag’ natuurlijk helemaal niet uit – in het grote geheel. Want voor de wedstrijd hebben ook wij een minuut stilte gehouden om de slachtoffers van het busongeluk in Zwitserland te gedenken. Al die kindertjes in het ziekenhuis, ouders die hun kindje moeten begraven en alle andere gewonden en nabestaanden. Dan is een beetje minder verlopen wedstrijd daar natuurlijk helemaal niks bij. Daarvan ben ik me uiteraard wel degelijk bewust.)