Diep respect

OplooVallen hoort erbij. Een oneindig vaak gehoorde uitspraak als het om wielrennen gaat. En dat is natuurlijk ook zo. Je weet dat je niet op een met twee wielen voortbewegende stellage kunt zitten, op hoge snelheid en in een grote groep, zonder ooit het asfalt van dichtbij te zien. Maar ondanks dat het erbij hoort is het niet niks. Dat weet ik nu uit eigen ervaring.
Ik was al wel eens eerder onderuit geschoven, maar ditmaal was het een val met iets meer consequenties dan slechts een blauwe plek en een bult. Een week lang heb ik met een dik hoofd vol schaafwonden, blauwe plekken en twee hechtingen net boven mijn oog rondgelopen. Ik heb alleen maar geslapen en heb geleefd op ibuprofen en paracetamol om de hoofdpijn draaglijk te maken. Mijn hoofd is inmiddels wel weer geslonken, maar voelt nog steeds op plekken dof aan. En ook mijn jukbeen, dat de grootste klap heeft moeten opvangen, is nog pijnlijk als je er aan komt. Maar ik ben deze week gewoon naar mijn werk gegaan, kan weer fatsoenlijk naar het computerscherm kijken en ben sporttechnisch voldoende terug in orde.

Dus dan komt het moment dat je weer de fiets op kan. Heerlijk, maar ook spannend. Ik was in mijn eentje gevallen en hoopte daardoor dat mijn angst in een peloton niet echt groter geworden was. Wrong! Ik nam elke bocht op mijn eerste clubkoersje alsof ik een tanker was en telkens als het peloton de fiets liet rollen (bij één iemand ook met van die heerlijke ratelgeluiden waar ik me elke keer kapot van schrok), verstijfde ik van angst omdat dat het moment was waarop ik gevallen was; enkele rensters die tóch gingen remmen, terwijl de fiets laten rollen ook prima geweest was.

Na een uur in het peloton ging het langzaam wel weer. Niet in de minste plaats door de morele support van D. gedurende de hele koers. De eerste stapjes zijn weer gezet en de angst zal vanzelf slijten naarmate ik het vertrouwen weer terugkrijg. Maar wat is mijn respect voor de profs gestegen! Voor iedereen eigenlijk die na een echt zware valpartij gewoon weer terug dat peloton induikt. Een Wout Poels of Johnny Hoogerland na hun Tour-valpartijen, een Marijn de Vries na de Waalse Pijl in 2011 of Iris Slappendel na haar val tijdens de WK-ploegentijdrit. Ik neem mijn inmiddels doormidden gebroken wielerhelm diep voor hen af.

Foto: Damian Kooreman

Deze blog kan ook gelezen worden op Wielertaal.nl.

Deze zomer wordt Tourhistorie geschreven

RoseDe Pontiac-reclame naar aanleiding van Wim van Est’s val, het geel van Rini Wagtmans en hoe Gerben Karstens zo goed kon klimmen; ik weet inmiddels precies hoe het allemaal gegaan is. Ik ben meelezer van Rose‘ nieuwe boek, “De 100 opmerkelijkste Nederlanders in 100x Tour” en zo komt de hele Tourgeschiedenis aan mij voorbij. Ik vind het lastig om gebeurtenissen en lijstjes uit het verleden in detail te onthouden, hoe interessant ik het ook vind. Zelfs als het om het recente verleden gaat. Vraag me niet hoe het Tourpodium van bijvoorbeeld 2005 er uit zag, dat zou ik echt niet meer kunnen vertellen – buiten de mogelijke verschuivingen naar aanleiding van Lance’ kattekwaadjes dan uiteraard. Maar doordat Rose me vertelt over de interviews die ze heeft gedaan, over hoe de Tourhelden van weleer nu zijn en omdat ik af en toe een stukje geluidsopname van dat interview mag luisteren gaan alle verhalen voor me leven. Bij Teun van Vliet ben ik meegegaan naar het interview, waar ik een nieuwe wielerheld aan over heb gehouden.

Met een paar van de oud gele-truidragers uit de Tour de France heb ik zelf gefietst tijdens de (beladen) eerste editie van de Yellow Jersey Classic. Maar waar je op zo’n moment eigenlijk gewoon een paar mannen van je vader’s of zelfs je opa’s leeftijd op een fiets ziet stappen, kwamen hun prestaties als wielrenner pas na de verhalen voor in het boek echt tot leven voor mij. En dan wordt het nog specialer dat ik met hen heb mogen fietsen. Elke renner heeft zijn eigen bijzondere ervaring in de Tour, sommige renners hebben er wel meerdere. Het is een feest om te lezen hoe goed de Nederlanders het in de vorige eeuw hebben gedaan, in die grote ronde in Frankrijk. Maar ook al zijn de resultaten de laatste jaren wat minder goed, de verhalen zijn er niet minder mooi om. Vooral het stuk over Lieuwe Westra en Johnny Hoogerland geeft me telkens opnieuw kippenvel – ook al heb ik het inmiddels al zo’n vijf keer in licht veranderde versies gelezen. En als er iets is dat ik inmiddels wel door heb is het dat alleen Parijs halen al een prestatie op zich is. Of dit nu als Rode Lantaarn is of als de renner die het geel mee naar huis mag nemen. (Jammer dat Vansevenant een Belg is, want die nuchtere en guitige Vlaming had niet misstaan in een Tourboek, met zijn drie opeenvolgende Rode Lantaarns.)

Deze week begint de Tour Down Under, de eerste wegwedstrijd van het seizoen. Het seizoen waarin de 100e Tour de France wordt gereden. Een historisch seizoen dus, met een lijst vol bijpassende boeken die binnenkort worden gelanceerd, zoals ook “Thuis voor de Tour” van Anne Spapens en Miesje Bouwman.
Dit boekje van Rose komt in april uit. Ik heb er verder geen enkel financieel belang bij, dus kan ongegeneerd oproepen om het te kopen. Dan kom je in april alvast lekker in de sfeer van de grootste wielerwedstrijd van het jaar. Want hoe je het ook wendt of keert – of de Giro en Vuelta nu spannender zijn of niet – de Tour is de Tour. En met de extra media-aandacht ervoor blijft het iets speciaals. Zeker die 100e editie. Dat wordt Tourhistorie, hoe dan ook!

Afbeelding: De Fontein-Tirion

Deze blog kan ook gelezen worden op Wielertaal.nl.

Wielrenner met IQ gezocht

Voor de jaarlijkse Nationale IQ-test van BNN wordt er dit jaar een nieuwe ‘groep’ gevraagd; wielrenners. Elk jaar worden bepaalde (beroeps)groepen gevraagd om als groep mee te doen, zodat die als geheel een IQ opgeplakt kan krijgen. Zo van; bouwvakkers hebben een hoger IQ dan domme blondjes. Of geneeskunde-studenten hebben een lager IQ dan huisvrouwen. Hypothetisch dus – dit waren niet de daadwerkelijke uitslagen. En dit jaar wordt er aan wielrenners gevraagd om mee te doen. Maar in de betreffende oproep wordt wel een paar keer de plank misgeslagen. Flink misgeslagen.

Ten eerste worden er alleen mannen gevraagd. Alsof alleen mannen kunnen fietsen; alsof de héle beroeps- of publieksgroep wielrenners uit mannen bestaat… Dan de definitie ‘wielrenners’. Wat voor wielrenners? Wil je de profrenners? (En zoja, moeten het dan de Pro Tour-renners zijn of mogen de jongetjes van Continental Teams ook meedoen?) Want als het iedereen is die zichzelf tot ‘wielrenner’ bestempelt, dan mag het dus ook Jannes van hier om de hoek zijn die in de zomer misschien drie keer de fiets pakt, uiteraard met mooi weer, om een rondje van 25 km te maken. Dat is natuurlijk geen wielrenner – dat is een pannenkoek, een mooi-weer-fietser, een toerder.

Het is uiteraard heel leuk dat er na het tijdperk Boogerd een nieuwe groep wielrenners in the picture is gekomen buiten Robert Gesink. Dat nu Johnny onze nationale knuffelprof is. Ook al is dat dan niet alleen door die bollentrui van de afgelopen Tour de France, maar ook door dat ene valletje. Nu is Johnny alleen niet het toonbeeld van intelligentie. Het is een lieve jongen, maar een beetje knullig komt hij wel over. Zoals in het spotje voor Giro555, of op het Sportgala afgelopen maandag. En ook Bram Tankink wordt vaak gezien als sympathieke, maar simpele geest. Dus mij bekruipt een beetje het gevoel dat ze wielrenners als domme beroepsgroep zien. En dat ze dat met die IQ-test wel eens willen testen. Op nationale teevee. En tja, als ze dan alleen maar mannen uitnodigen, dan krijg je natuurlijk een beetje een self fulfilling prophecy

Foto: Zazzle

De barricade op

Was ik drie weken geleden wellicht een beetje kort door de bocht door te suggereren dat Robert Gesink misschien helemaal niet zo teleurgesteld was dat hij het WK moest missen, inmiddels heb ik bijval gekregen van grote sportjournalisten als Richard Plugge en Thijs Zonneveld. Die ook denken dat dat gebroken been uiteindelijk niet zo’n ramp zal zijn en vinden dat een groot deel van zijn gebrek aan publieke geliefdheid aan hemzelf ligt. Richard Plugge zegt dat ‘de lamlul niet moet mauwen’, maar gewoon een keer echt boosmoet worden. Zijn ware gezicht moet laten zien.Ondertussen is het wel Robert Gesink die bij de meeste niet-wielerminnende Nederlanders de sport vertegenwoordigt. Of hééft vertegenwoordigd in ieder geval. Gelukkig is daar afgelopen zomer verandering in gekomen – door de Zeeuwse leeuw, Johnny Hoogerland. Maar ja, dat was dan weer niet per se door een geweldige klassering, maar door een heroïsch optreden na een ongeval. En toen hij een spotje voor Giro555 opnam had het niet misstaan als hij daarin opriep hém wat eten te geven, zo mager als hij daar in zijn hemdje stond.

Maar Nederland heeft heel veel goeie renners. Sympathieke, leuke renners die er ook nog eens mogen zijn qua uiterlijk. De sport bestaat niet alleen, zoals collega’s bij m’n AVRO-stage in 2009 meenden, uit lelijke, contact-gestoorde, ielige mannetjes. Niet voor niets is Karsten Kroon uitgeroepen tot de nummer 1 van de most bangable dudes in pro cycling uit de Vuelta.
Dus hoewel ik normaal ten strijde trek voor het vrouwenwielrennen, richt ik mij nu heel eventjes op het mannenwielrennen. Want ook daar kan soms best nog wat worden verbeterd in de publieke beeldvorming. Daarom hieronder een paar Nederlandse prof-renners die alle voldoen aan de kwaliteiten dat ze goed rijden, sympathiek overkomen in interviews en  niet zouden misstaan op de bangable dudes-website. Zo!

Foto’s: Nieuwso.nl, Kristof Ramon, Sport1, Wielersport-Slogblog,
Eurosport, Schaatsen.nl en Buurtlink

Wat er in de TdF gebeurde tijdens onze reis…

Je volgt de Tour één dag niet en dat is dan net de dag waarop een Nederlander de held van het peloton wordt, een Fransman sinds lange tijd de gele trui aan mag trekken en de Nederlandse hoop voor het geel in Parijs er weer een beetje vertrouwen in krijgt. Gisteren reden mijn zusje C., haar vriendje K. en ik in mijn volgepropte Panda richting Frankrijk (de fiets werd achterop de auto van mijn ouders vervoerd). In Nederland hadden we misschien nog naar Radio1 kunnen luisteren, maar om via de Franse radio de Tour te volgen, daar is mijn Frans toch echt niet goed genoeg voor. Dus was het afwachten wat de etappezou brengen.In een korte sms bracht D. me een beetje op de hoogte: Het was chaos geweest. Twee kopmannen naar huis. Johnny Hoogerland had de bolletjes-trui weer terug, maar ik moest niet vragen hoe. En hoewel Niki Terpstra bij één van de ontsnappingen had gezeten, kwam hij uiteindelijk op flinke achterstand binnen.
In de krant lazen we uiteindelijk de details van deze idiote etappe. Hoe Van den Broek en Vinokourov in dezelfde rare bocht vielen en beide met een botbreuk uit de Tour moesten stappen. En dat daarbij ook Frederik Willems ten val kwam en de Tour voor hem gedaan was. Dat Flecha werd aangereden door een Franse tv-auto en hij daarmee Johnny in het prikkeldraad lanceerde. Maar dat ze allebei doorreden, binnen de tijd finishten en de rode rugnummers kregen uitgereikt.
Bizarre verhalen. En ligt het nou aan mij, of zijn grote valpartijen dit jaar veel meer aan de orde van de dag dan vroeger? Waren er in eerdere edities ook al 14 renners die in de eerste week van de Tour moesten afstappen door de consequenties van een valpartij? Waaronder dríe kopmannen?? Misschien valt het me meer op, nu ik zelf ook wedstrijden rijd. Dat ik me meer kan voorstellen van hoe zo’n val ontstaat en hoe je je voelt als je gevallen bent (hoewel ik gelukkig nog nooit ín het peloton ben gevallen – knock on wood!). Misschien. Maar ik heb het idee van niet. Ik ben benieuwd hoe de komende week verloopt. En welke renners we volgende week nog de Alpe d’Huez zien beklimmen.

Foto: 3fm