“My legs only come up to here!”

Jij traint best veel he?! Wel apart dat je dan niet zo veel bent afgevallen eigenlijk…

Al meerdere malen heb ik deze opmerking de afgelopen tijd horen maken. Over mij. Niet als een belediging dat ik dik ben (daar vertrouw ik even op…), maar meer als rationele constatering. Ik heb zelf geen vlekkeloze historie met gewicht en uiterlijk en mijn eigen lichaamsbeeld vertrouw ik daarom niet echt meer. Maar als ik de spaarzame keren dat ik op de weegschaal ben gaan staan naast elkaar zet, dan klopt dat wel. Tijdens het seizoen ben ik misschien 3 kilo afgevallen en die zijn er tijdens mijn rustperiode weer best snel bij gekomen. Qua centimeters is er absoluut wat afgegaan, maar spieren zijn zwaarder dan vet en dus geeft de weegschaal aan dat ik qua gewicht niet veel ben kwijtgeraakt. Dat is niet zo erg voor hoe je er uit ziet, maar een berg en de zwaartekracht vragen niet hoe mooi je er wel of niet bij loopt, die letten alleen op het aantal kilo’s dat naar boven moet.

Voor mijn gevoel eet ik eigenlijk heel gezond. Ik eet twee stuks fruit per dag en veel groente, drink geen alcohol, ben matig met vet vlees en gebruik altijd magere zuivelproducten. De zakken chips die over waren na mijn housewarming liggen nog steeds onaangebroken in de voorraadkast en ook chocola kan ik redelijk goed laten staan – dat ik al twee weken een stuk chocola in de kast heb liggen zonder dat het is open gegaan getuigt toch van een portie zelfdiscipline, nietwaar? Om te checken of mijn voedingspatroon inderdaad oké is ben ik bij Marcel Hesseling op bezoek gegaan, die naast het Rabobank pro team ook dit elite-renstertje begeleidt sinds het voorjaar van 2011.

Hij bevestigde gelukkig dat ik goed en gezond eet – op een occassional kleine zondiging na. Misschien eet ik zelfs wel wat aan de weinige kant. Ik ken renners die vier keer zo veel eten als wat jij hier opschrijft, vertelde hij me. Dat zijn dan natuurlijk wel profrenners (en mannen, is ook anders), maar met wekelijkse 4 uur-durende duurtrainingen moet ook ik zorgen dat ik genoeg binnenkrijg. Maar wat is dan de goede balans, als je wel voldoende moet eten, een beetje wilt afvallen – of in ieder geval niet wilt aankomen – en ook nog moet zorgen dat je niet opnieuw in een puur door eten gecontroleerde wereld komt te leven?

Op die vraag kan ook een sportdiëtist geen antwoord geven, die balans moet ik helaas zelf een beetje vinden. Waar Marcel Hesseling me in ieder geval wel mee helpt is een dieet met veel eiwitten, zodat ik sowieso een betere samenstelling van mijn lichaam krijg. En als ik dan nog wat afval, dan is dat mooi meegenomen. Zolang ik gezond eet is het prima als ik dit gewicht heb. Kijk maar naar Kirsten Wild, ook een stevige dame, maar ze rijdt de stenen uit de straat, óók bergop! Dat is wat je altijd hoort. En dat klopt ook. Dus ik heb besloten me niet meer druk te maken om m’n huidige gewicht. Liever een stevige meid dan een dunne vaatdoek op de fiets!

Toch wil ik wel nog even kwijt dat ik het een beetje jammer vind dat Kirsten Wild vaak wordt aangehaald als ‘die stevige wielrenster’ en minder als ‘die hele goeie wielrenster’. Dit jaar heeft Annemiek van Vleuten haar opgevolgd als tweede Nederlandse renster op de UCI-ranking, maar Kirsten is toch maar wel mooi de enige die een medaille voor Nederland heeft gehaald op het EK Baan. En als je ziet welke overwinningen en podiumplekken ze dit jaar heeft gehaald, dan weet je dat je met een héle goede renster te maken hebt! Sowieso is ze echt ontzettend aardig en als ik mocht kiezen, dan wil ik toch liever dat mensen mij aardig vinden dan dat ze me slank of dun (genoeg?) vinden. Dus; ik vind dat ik me niet hoef te schamen, of mezelf hoef te verdedigen, met dat gewicht van mij. En vind je van wel? Dan is dat jóuw probleem.

(De titel van dit bericht is een quote uit de film ‘Bridget Jones: The Edge of Reason‘, want met mijn 1.65m heb ook ik benen die maar up to here komen en niet eindeloos doorlopen zoals bij die dunne modellen Dus vandaar.)

Foto’s: UltraRob en Veloféminin

De niet-klimster op een klimtrainer

Vandaag had Van Herwerden, de wielerzaak waar ik mijn Specialized gekocht heb, open dag. Als trouwe klant en inmiddels eliterenster mocht ik op deze open dag de Tacx Alpinista showen. Een geavanceerde, nieuwe klimtrainer van het bekende merk Tacx. Hij kost zo’n beetje 14.000 euro om aan te schaffen en grote namen als Michael Boogerd, Paul Martens en Robert Gesink zijn me al voor gegaan op dit apparaat. De kans om zelf er op te mogen fietsen liet ik mij uiteraard niet ontgaan!

Omdat het schakelen gisteren tijdens het Swabo-ritje niet helemaal lekker ging, gaf ik m’n fiets bij aankomst eerst even af bij mecanicien M. om mijn derailleur te laten nakijken. Ondertussen kwam ik aan de praat met Marcel Hesseling en gaf de meneer van Tacx alvast wat uitleg over de werking van het apparaat; sensoren aan de voor- en achterkant zorgen ervoor dat de band harder of zachter gaat als je niet helemaal netjes in het midden fietst. En laat je je helemaal naar achteren zakken, dan is er een sensor die de band laat stoppen. De meneer van Tacx zette de band even aan en dat zag er al angstwekkend snel uit. Toen ik vroeg hoe hard die band nu ging, was het antwoord ’15km/u’. Ohjee, dat wordt nog wat!, dacht ik bij mezelf. Maar de Tacx-meneer stelde me gerust; met wat oefening zou ik er zó handigheid in hebben.

De derailleur op mijn eigen fiets bleek niet meer helemaal oké te werken en werd in een ontvettingsbadje gelegd. Dus voor mij werd een Specialized Dolce geprepareerd. Mijn eigen pedalen erop en even op de juiste maat gezet. Na opnieuw een korte introductie en de herinnering aan de belangrijkste tip bij het gebruik van de Alpinista (“NIET REMMEN!”) nam ik iets klunziger dan ik had gehoopt plaats op de fiets. Veel ervaring op een rollerbank heb ik ook niet, dus het was een beetje door de zenuwen heen bluffen.
Toen de band aan ging (hoe heet zo’n ding eigenlijk? een loopband heb je op een loopapparaat, heet dit een fietsband..?) voelde het een stuk instabieler dan ik had verwacht. Je hebt een ruimte van ongeveer 80cm breed en zo’n drie meter lang – meer dan genoeg om lekker op te bicycleren, zou je denken. Maar het is echt een stuk enger dan het er uit ziet. Na enkele starts, versnellingen en remacties, om het gevoel van de klimtrainer een beetje te krijgen, was het moment daar om mijn arm van de balk aan de zijkant te halen en met twee handen op het stuur verder te fietsen. Het voelde heel suf dat zoiets basaals voor een wielrenster toch nog heel eng is om te doen. Maar toen ik eenmaal the hang of it had, ging ’t steeds beter. Met toch wel een klein beetje trots en plezier om op zo’n geweldig apparaat te fietsen deed ik een mooi digitaal traininkje. Ooit wordt het nog wel wat met mij! Zie hier ’t bewijs:

En die derailleur van mij, die heeft het helaas niet overleefd. In plaats van Shimano Ultegra moet mijn Roubaix’ke het nu doen met een 105-derailleur. Hopen dat de Giant snel arriveert!